zondag 18 januari 2015

De begrafenis van Marie Henriëtte

De weg naar het Grand Hotel Brittannique loopt langs het Musée de la Villa d’eau, het Établissement Thermal, het Casino en tenslotte ook langs de Pouhon Pierre le Grand. Voorbij Hotel de Brittannnique houdt het stadje min of meer op. Wat nog volgt zijn een paar huizen en straten, de Saint-Remacle kerk en een Chinees restaurant dat ‘Asie’ heet. Daarna beginnen de heuvels met de wonderbaarlijke villa’s die volgens sommigen de stad het aanzien geven van een pretpark. Achter het Casino ligt de Rue Servais, de straat met de winkels die ertoe doen. Een boekhandel gespecialiseerd in kunst, geschiedenis en literatuur, een modezaak met vestigingen in Brussel, Namen en Oostende, en een roze bonbonnière met zo veel spiegels dat een veelvoud van het werkelijke aantal klanten in de winkel aanwezig lijkt.
Vanaf de Rue de la Sauvenière valt het Brittannique nauwelijks op. Het wordt omringd door gebouwen van eenzelfde omvang. De grijswitte muren van het voormalige hotel zijn aan de achterkant bruin uitgeslagen. Het telt vijf verdiepingen en maakt een degelijke indruk. Blijkens een aangebrachte plaquette is het Brittannique het hotel waar in 1883 op de grote verzoeningdag van Nederland en België de koningen van beide landen, Willem III en Leopold II, elkaar ontmoetten. Ook was het hotel de plek waar in 1918 Keizer Wilhelm door zijn generaals ervan werd overtuigd dat de geallieerden meer in Duitsland dan in hem waren geïnteresseerd. Wilhelm volgde de raad van zijn staf op en vluchtte per trein en auto naar Nederland. Dit bleek de laatste maal te zijn dat er in het Grand Hotel een gebeurtenis plaatsvond van historisch belang. Achter een raam van het Brittannique dat inmiddels al decennia lang in gebruik is als internaat, hangen nu foto’s van jongens in hun kamer, achter een computer in een leslokaal en op mountainbikes.

Vanaf Verviers duurt het nog tweeëntwintig minuten alvorens ik in Spa arriveer. De trein stopt op vijf tussengelegen stations die uit weinig meer bestaan dan een dertig meter lang perron van grind en baksteen en een betonnen hok waar ten hoogste drie of vier mensen tegen wind en regen zouden kunnen schuilen. Van de passagiers, schoolkinderen, boeren en huisvrouwen op weg naar huis, heeft het merendeel de trein al verlaten voordat hij zijn bestemming bereikt.
Bij aankomst in Spa word ik verblind door de zon en het smetteloos witte station. De kleur is opmerkelijk want in ieder ander opzicht is het gebouw even somber en lomp als elk willekeurig station van de Belgische Spoorwegen. Tegenover het station staat het Hotel de la Gare, dat de indruk wekt al voor langere tijd gesloten te zijn. Achter het station rijzen de grote, vierkante hallen op van Spa Monopole, de organisatie die de bronnen in en rondom het stadje exploiteert.
Jaren geleden bezocht ik Spa voor het eerst. Ik was destijds in gezelschap van mijn toenmalige geliefde. We belandden er min of meer bij toeval. Een half jaar waren we samen en het leek ons leuk om zonder vooropgezet plan een weekeinde weg te gaan. Een bescheiden zucht naar avontuur. Na enig rondrijden in de omgeving van Spa stuitten we op La Heird des Pairs, een tot hotel omgetoverde villa. Met alle egards werden we er ontvangen door een vriendelijk, blozende man die vertelde de eigenaar te zijn. Het hotel was zijn levenswerk. Alles had hij zelf opgeknapt en verbouwd.
Gedurende onze dagen in Spa wandelden door een park waar zich bijna niemand vertoonde, lunchten we in cafés waar we de enige bezoekers waren en toerden we rond in de omgeving van het gecultiveerde kuuroord. Hoewel het aangenaam van temperatuur was, lagen de waterfietsen in het Lac de Warfaz nog onberoerd aan de wal. Ergens onderweg passeerden we een chateau dat zich aanprees als een soort klein ‘Versailles’. De vijver achter het kasteeltje zat vol met karpers die we de broodjes voerden die we voor alle zekerheid hadden meegenomen. Onze eerste avond in Spa brachten we door in een plezierige en gastvrije eetgelegenheid, niet te duur, niet te goedkoop, waar in onze ogen typisch Belgisch voedsel werd geserveerd. We beloofden elkaar en de goedmoedige ober die aan het einde van de avond met ons afrekende om er voortaan ieder jaar eenmaal te zullen dineren. Aan het einde van onze tweede dag in de omgeving van Spa zagen we een waterval waarvan we ons achteraf realiseerden dat het die van Coo moest zijn geweest. Het was er druk met bussen en dagjesmensen die keken naar het water en zich vermaakten in de winkeltjes rondom het natuurverschijnsel.

Spa heeft geen bewogen geschiedenis achter zich. Nooit is het stadje ernstig door oorlogen, opstanden en revoluties getroffen. Dit wil niet zeggen dat Spa’s verleden oninteressant is. Weliswaar gebeurde er nooit iets in Spa, iedereen was er op de momenten dat het nodig was. Naast dat er in Spa eindeloos werd gekuurd, gewandeld, gegokt en gedineerd, confereerden en overlegden er vorsten, diplomaten, politici en hoge militairen over zaken die op dat moment van belang waren. De geschiedenis van Spa bestaat dan ook grotendeels uit een défilé van beroemdheden die allen korte of langere tijd in het kuuroord verbleven en die nog altijd door middel van veel koper en brons in het huidige Spa worden geëerd. Het ging daarbij niet alleen om gezagsdragers. Spa oefende ook aantrekkingskracht uit op kunstenaars en schrijvers onder wie Victor Hugo die Spa in het midden van de negentiende eeuw diverse malen bezocht. Hij logeerde er in hotel de Lion Noir dat tegenwoordig café Chambotte heet en waar een glas Jupiler een Euro kost. Hoewel Hugo een gedicht wijdde aan het kuuroord, was hij ontzet over de mensen die hij er trof. Vooral ergerde hij zich aan de genoegens van Spa’s adellijke en chique gasten die kinderen in een tobbe water naar een muntje lieten duiken en varkens met vet op hun staarten lieten rondlopen opdat de elite kon proberen het beest zo lang mogelijk vast te houden.
Spa’s ‘claim to fame’ is de wonderbaarlijke genezing van tsaar Peter de Grote die rond 1715 vanwege maagklachten het kuuroord bezocht. De tsaar bracht enkele maanden door in Spa en gedurende die periode ging zijn gezondheid snel vooruit. Wellicht waren daar niet alleen het ijzer en de minerale zouten debet aan maar droegen ook de ruisende bossen en Spa’s ontspannen avondvermaak bij aan het herstel. De tsaar zelf overtuigd van de geneeskrachtige werking van het water en uit dankbaarheid schonk hij het kuuroord een borstbeeld van zichzelf. De genezing van de tsaar verschafte Spa een reputatie die nadien alleen nog door het Oostenrijkse Bad Ischl geëvenaard zou worden. Daar raakte na een kuur van enkele maanden aartshertogin Sophie in verwachting, terwijl Sophie en haar echtgenoot Franz Jozef gedoemd leken kinderloos te blijven
De put waarvan het water de tsaar genas werd naar hem vernoemd en de bescheiden sijpelende bron werd voortaan omringd door een statig gebouw dat tegenwoordig in gebruik is als tentoonstellingsruimte. Tijdens mijn verblijf in Spa wordt er een daar te houden expositie aangekondigd over de jacht, de visserij en het leven op het platteland. Het water uit de bron wordt inmiddels niet meer gebotteld. Wel is het mogelijk om bekertjes van dit Peter de Grote water te drinken. Een plastic bekertje kost vijftig eurocent. Het is fris, ijzerhoudend water dat licht mousseert en onaangenaam naar roest smaakt.

De Avenue Reine Astrid is een brede straatweg die rechtstreeks naar het centrum van Spa leidt. Hij eindigt zo ongeveer bij het ‘Parc de Sept Heures’, het park dat ik eerder bezocht met mijn geliefde. Vroeger kon er na het kuren om zeven uur gewandeld worden in het park waar ook nu de lome, lusteloze atmosfeer hangt waar het al eeuwen van doordrenkt is. Een beetje drukkende warmte, glinsterend zonlicht en ruisende fonteinen die het geroezemoes van de wandelaars en het verkeer in de verte overstemmen. De bezoekers zijn gezinnen met kinderen. De vaders ogen degelijk en lijken in veel de eigentijdse pendant van hun minder bedeelde voorgangers van een paar generaties geleden. De vrouwen zijn beschaafd en onopvallend gekleed en alleen de kinderen zijn uitgedost in alle kleuren van de regenboog. De gezinnen vormen een keurige dwarsdoorsnede van de huidige, West-Europese middenklasse. Jong noch oud, niet onbeschaafd of ordinair, maar evenmin rijk, machtig, geleerd of aristocratisch zoals de vroegere bezoekers van Spa. Door toeristen van de ergste soort lijkt Spa niet te worden bezocht. Geen liters bier en kilo’s patat verslindende patjepeeërs die het niet uitmaakt waar de touringcar hen brengt, die menen dat de wereld van hen is en dat er na hen nooit meer iets zal bestaan. Samen met de eerzame gezinnen wordt straatbeeld in het kuuroord meer overheerst door sportieve fietsers en wandelaars, vaak op leeftijd, die erop zijn gekleed om langdurig door de bossen rondom Spa te zwerven. Mensen vermaken zich op een onschuldige wijze in Spa en lijken niet ontevreden. Het zijn in de woorden van James Salter mensen die deel uitmaken van die grote, onveranderlijke klasse van mensen die leven van loon, wier wereld weinig luister kent en die niet beseffen wat daarboven staat.
Het is aangenaam in Spa, maar als vroeger is het niet meer. “La grande Spa n’existe plus”, woorden van een boekhandelaarster met wie ik toevallig in gesprek raak. Ze laat me een boek zien met daarin foto’s van Spa in de negentiende eeuw. De foto’s tonen de hotels, de hoge, elegante huizen in het centrum en lommerrijke straten, die druk worden bereden, eerst door koetsen, later door trams en auto’s. Verscheidene foto’s zijn genomen vanaf de heuvels. Sommige laten Spa’s bronnen zien, andere besnorde wandelaars en vrouwen in lange jurken die vrolijk en zichtbaar poserend vanaf een oriëntatiepunt naar het stadje kijken. Twee foto’s uit het boek laten de begrafenis zien van Marie-Henriëtte die enkele dagen daarvoor in haar villa was overleden.
De boekhandelaarster, een vriendelijke, wellevende vrouw is de pensioengerechtigde leeftijd ruim gepasseerd. Het Spa van nu doet haar nauwelijks meer denken aan het stadje zoals zij het zich herinnert en dat betreurt ze. Ze klinkt eerder mistroostig dan verzuurd of verongelijkt. Tegenspreken doe ik haar niet, de woorden van Cees Nooteboom indachtig, die schreef dat herinneringen je enige zekerheid zijn en dat wie daaraan morrelt als een indringer wordt beschouwd. Ik bespaar haar dan ook maar de gedachte dat het allemaal wel lijkt mee te vallen hier in Spa en dat het soms een verademing is om niet alles in termen van verval te zien, een verschijnsel dat zich bij mensen op leeftijd nog wel eens wil voordoen.

Aan de balie van de VVV, gevestigd in het Parc de Sept Heurs, hoor ik dat er in het hele stadje is nog een kamer beschikbaar is. Oorzaak: de fabrieken van Spa Monopole houden open dagen en de bezoekers van die dagen houden bijna ieder hotelbed bezet. In het stadje zijn ze prominent aanwezig en moeiteloos te herkennen aan doorzichtige, plastic tassen die voorzien zijn van het logo van Spa Monopole en die ze opgewekt met zich mee dragen. De kamer die nog vrij is, bevindt zich buiten het centrum op een afstand van tien minuten wandelen heuvelopwaarts. Ik verlaat het park, steek het ‘Place Royal’ en de spoorlijn over en volg geruime tijd een route die volgens grijs uitgeslagen wegwijzers ook naar La Heird des Pairs leidt.
In de heuvels spelen kinderen op straat in vale T-shirts en smeult er in diverse tuinen een nog eenzame barbecue. Het is zaterdagavond. Een doodlopende, smalle straat heet Avenue Luhr. Ik passeer de vele villa’s die Spa rijk is. Sommige staan er haveloos bij, andere doen dienst als pension of conferentieoord en zijn beter onderhouden. Het is een curieuze verzameling. Het zijn zowel klein uitgevallen paleizen als meer gangbare bungalows. Een enkele woning is in achtereenvolgende periodes uitgebouwd tot een ware burcht met torens, neoclassicistische zuilen en artdéco-achtige ornamenten. Conrad Busken Huet, per trein rondtoerend door België, arriveerde er in het najaar van 1865 en was toen al weinig van die bonte villa’s gecharmeerd. Hij was het die Spa “lachwekkend kosmopolitisch” en een “pretpark volgebouwd met villa’s voor kleine fortuinen” noemde. Ik sla rechtsaf en zie dat de weg naar ‘La Heird des Pairs’ zich verder naar boven slingert. Mijn kamer, gelegen op de tweede verdieping van een witte, stijlvolle villa, blijkt uit te kijken op tennisbanen en de fabriekshallen van Spa Monopole.

Spa’s Casino ligt aan een keurig plantsoen en is een asymmetrisch gebouw waarvan het vooraanzicht wordt gekenmerkt door een aantal witte zuilen, een brede trap die leidt naar verschillende terrassen, hoge ramen en een rond, groen uitgeslagen, koperen dakje dat van verre de aandacht trekt. Spa was de eerste stad van het Europese vasteland dat een legaal casino bezat. In ruil voor een deel van de winst verleende in het midden van de achttiende eeuw de Prins-Bisschop van Luik verenigingen in Spa het recht om bals en feesten alsmede gok- en geldspelen te organiseren. Het huidige casino herbergt niet alleen zalen waar roulette en blackjack kunnen worden gespeeld, maar ook een theater en een restaurant. In het souterrain van het gebouw is heden ten dage de bibliothèque municipale gevestigd.
Het aangezicht van Spa kreeg zijn definitieve vorm aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Rond de eeuwwisseling maakte het stadje zijn laatste en meest indrukwekkende bloeiperiode door. Spa’s voorspoed kende verschillende oorzaken, voornamelijk van sociale en technologische aard. Vanaf 1850 werden binnen de samenleving de standsverschillen minder groot. Er ontstond een nieuwe, welvarende bourgeoisie van ambtenaren, ondernemers, technici en ingenieurs. Dankzij de opkomst van de spoorwegen was deze groep burgers ook nog eens mobieler dan de generaties voor hen. De gouden tijd van Spa brak dan ook aan toen vanaf 1855 per trein hele nieuwe bevolkingsgroepen naar het mondaine kuuroord konden afreizen. Het was een komen en gaan van gegoede burgers voor wie Spa bereikbaar en aantrekkelijk was. De voorspoed werd dan ook niet veroorzaakt door de traditionele bezoekers van het kuuroord – aristocraten, de ‘beau monde’, de rijken der aarde - en in zekere zin zat de neergang van Spa dan ook al in zijn bloei besloten. In omvang nam de stroom bezoekers van Spa spectaculair toe, tegelijkertijd veranderde de samenstelling ervan drastisch. De wereld werd kleiner –  vanaf 1875 was het mogelijk om in een dag van Amsterdam naar Parijs te reizen – en degenen die er werkelijk toe deden, trokken naar steden met meer praal en luister, Spa toevertrouwend aan de goede, maar tijdelijke zorg van de nieuwe bourgeoisie die zich met enthousiasme over het kuuroord ontfermde.
Vanuit dit perspectief vormde de begrafenis van Marie-Henriëtte een laatste hoogtepunt in de geschiedenis van Spa als ontmoetingsplaats voor diplomaten, politici, vorsten en hoge militairen. Niet vaak waren er zoveel hoogwaardigheidsbekleders per vierkante meter aanwezig als die dag in september 1902. Drie dagen eerder, de negentiende, was Marie-Henriëtte gestorven. Ze was de vrouw van koning Leopold II. Bijna haar hele leven woonde ze in Spa. Een van de destijds genomen foto’s laat zien hoe de begrafenisstoet dwars door het centrum van het stadje trekt. Vooraan in de stoet lopen enkele geestelijken. Daarna volgen vierentwintig gendarmes te paard, de wagen met de betreurde Marie-Henriëtte, de koning, prins Albert, vooraanstaande politici en andere hoogwaardigheidsbekleders. Het stadje wordt door de gebeurtenis volledig in beslag genomen.
Na Marie-Henriëttes begrafenis ging het langzaam bergafwaarts met Spa. Beslissend voor de neergang was dat de interesse voor Spa’s divertissement verflauwde naarmate het inkomen van de burgerij toenam. In navolging van de aristocratie vertrokken in de loop van de twintigste eeuw ook de nieuwe rijken naar verre oorden waar het mooier en warmer was. Spa werd een prooi voor dagjesmensen met een bescheiden budget. Spa deed weinig om het tij te keren. De nadruk in het stadje kwam te liggen op het verkopen van water in plaats van op het in stand houden van een verleden dat ten onder dreigde te gaan.
Meest typerend voor de ontwikkeling van Spa in de twintigste eeuw is de geschiedenis van ‘Le Palais Royal’. Rondom negentienhonderd was dit een van de belangrijkste hotels van Spa. Een prachtig naast het Parc de Sept heures gelegen, 19e eeuws gebouw dat het hele jaar door een hoge bezettingsgraad kende. Vanaf 1950 was het gebouw onder de naam ‘Heures Claires’ in gebruik als ‘Centre de Thermalisme Social’. Tot ongeveer de jaren zeventig was het als zodanig populair. Daarna nam de belangstelling voor het gesubsidieerde kuren dusdanig af dat het ‘Centre’ zijn deuren moest sluiten. Lange tijd stond het vervallen hotel – kapotte ruiten en afgebladderd pleisterwerk – als een rotte kies temidden van gebouwen die waren getroffen door een minder triest lot. Inmiddels heeft een hotelketen zich over ‘Le Palais Royal’ ontfermd en is er naast het hotel een ‘funiculaire’ gebouwd om de toeristen naar de toppen van de nabij gelegen heuvels te vervoeren.

Ik loop door de straten van Spa en ben op zoek naar het restaurant waar ik ooit met mijn vroegere geliefde gegeten heb. Ik meen zeker te weten dat het zich bevindt in de hoofdstraat, niet ver van het Casino en het Etablissement Thermal. In mijn herinnering is het eten daar uitgegroeid tot een nooit overtroffen culinaire belevenis en het restaurant was dan ook een van de redenen om naar Spa terug te keren. Vooralsnog slaag ik er niet in om het te vinden. Wel passeer ik twee pizzeria’s die opzichtig wedijveren om de gunst van de dagjesmensen en bustoeristen, en een restaurant dat nog manhaftig de schijn ophoudt van het ‘grande’ Spa. Obers in het wit, linnen servetten, blinkend bestek en per couvert vier flonkerende glazen. Ik bestudeer de kaart. Duur en grotendeels onleesbaar. Ik loop door en overweeg om te gaan dineren in het casino, maar het eetgedeelte daarvan is omgetoverd in een kinderparadijs waar de prijs van friet met kip in vier talen op de menukaart staat vermeld. Een laatste optie is café Chambotte, hoewel ik vrees dat daar slechts een morsige crocque madame of monsieur wordt geserveerd. Het restaurant dat ik probeer te vinden, kan ik niet in de straten rondom het casino ontdekken. Het zal inmiddels zijn opgeheven of opnieuw ingericht en onder een naam die mij niets zegt worden geëxploiteerd. Maar misschien bestaat het gewoon nog wel maar ontgaat me dat, omdat ik eigenlijk niets anders doe dan zoeken naar iets dat alleen in mijn verbeelding heeft bestaan.
Ik wandel in de richting van het station en beland uiteindelijk in een restaurant aan de Avenue Reine Astrid. Het wordt bestierd door de kok en zijn vrouw. Ik heb zicht op de keuken, wat altijd een goed teken schijnt te zijn. De gehele avond word ik bediend door een meisje dat me weliswaar de verkeerde wijn brengt en mijn bestek vergeet maar zo koket en charmant is dat ik het haar met liefde vergeef. Ik eet voortreffelijk en aan het einde van de avond doet de kok me uitgeleide. Het meisje dat me bediende, zwaait vrolijk vanuit de keuken.

Mijn laatste ochtend in Spa ontbijt in een van de zalen van de villa waar ik mijn nachten heb doorgebracht. Het is een hoog vertrek met een goed onderhouden, donkere, houten vloer. Het ontbijt is overdadig. Broodjes, omelet, verschillende vleeswaren, yoghurt, allerlei soorten muesli’s en nog veel meer. Door toeval zit ik aan een tafel met twee Nederlandse toeristen, een jongen en een meisje. Het is een beetje ongemakkelijke situatie, maar de overige tafels zijn inmiddels afgeruimd. Ik begin een gesprek, niet zozeer uit belangstelling, maar meer uit fatsoen en omdat de omstandigheden erom vragen. Eén weekend zijn ze in Spa. Straks gaan ze naar het circuit van Francorchamps voor de races. Wat voor race, weten ze niet. Ze gaan ernaartoe omdat een vriend meedoet en er zonnig weer was voorspeld. Spa hebben ze bezichtigd. Inderdaad, een mooi, oud plaatsje, zo vonden ze. Maar wel klein en veel te beleven viel er niet. Liever hadden ze bij nader inzien in Maastricht overnacht. Ik knik en geef ze maar gelijk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten